Bijenkorven bieden een schat aan informatie over steden en de gezondheid van hun inwoners. Dat blijkt uit dna-analyse van het afval onderaan korven in onder meer Venetië, New York en Tokio.
In een stad wonen niet alleen mensen en dieren, maar ook een brede waaier aan onzichtbaar leven: micro-organismen zoals bacteriën, schimmels, gisten en virussen. Informatie over dat leven is belangrijk voor stadsplanning en de gezondheidszorg. Maar het is een bijzonder intensief proces om die gegevens te verzamelen.
Tenminste, tot nog toe, want bijen blijken er erg goed in. Amerikaanse wetenschappers onderzochten verschillende bijenkasten in New York en vonden een schat aan genetische informatie in het stof dat zich op de bodem van de kasten had opgehoopt. Vervolgens herhaalden ze de oefening in de Australische steden Sydney en Melbourne, alsook in Venetië en Tokio. Daaruit blijkt dat elke stad een unieke genetische handtekening heeft, opgetekend door de honingbijen.
Vlektyfus
Zo werden in Venetië de genetische gegevens gedomineerd door schimmels gerelateerd aan houtrot en dadelpalm. In Melbourne domineerde eucalyptus-dna, terwijl de stalen uit Sydney genetische sporen bevatten van bacteriën die rubber afbreken. Bijenkasten in Tokio bevatten dan weer dna van lotus en wilde soja, maar ook van de specifieke gisten die sojasaus fermenteren.
De bijennesten kunnen ook voor de gezondheidszorg interessant zijn. Zo vonden de wetenschappers in het afval ook sporen van vlektyfus, een ziekte die via kattenkrabben op mensen wordt overgedragen.
De studie concludeert dat het afval van honingbijen een momentopname biedt van het microbiële landschap van stedelijke omgevingen, en als methode kan gebruikt worden om de microbiële diversiteit en gezondheid van steden te beoordelen.