Een onderzoeksteam van de Universiteit van Hamburg heeft rond Antarctica grote scholen zuidelijke vinvissen ontdekt. De soort herstelt zich opvallend goed, na bijna te zijn uitgeroeid door de industriële walvisvangst.
De zuidelijke gewone vinvis staat officieel te boek als ‘Balaenoptera physalus quoyi’. De dieren worden gemiddeld 22 meter lang, wegen ongeveer 70 ton en voeden zich voornamelijk met krill en kleine scholende vissen. Maar in Antarctica werd de populatie door de jacht in de vorige eeuw teruggebracht tot 1 à 2 procent van de oorspronkelijke grootte. In 1976 werd de vangst verboden, maar de dieren keerden maar sporadisch terug naar hun traditionele voedselgronden.
Grote groepen
Dat leek begin deze eeuw te veranderen, toen er tijdens expedities regelmatig weer meer dieren werden waargenomen. Dat deed de Universiteit van Hamburg beslissen om voor het eerst systematisch onderzoek naar de populatie te doen. Tijdens twee expedities vonden de wetenschappers bewijzen dat vinvissen weer in grote aantallen te vinden zijn in de voedselgebieden. Met behulp van drones, observaties vanaf het schip en helikoptervluchten, werden voor het eerst weer grote groepen van voedende vinvissen gedocumenteerd, twee keer zelfs tot 150 dieren.
“Die hoge dichtheid en het feit dat we weer zogenaamde voedselaggregaties (wanneer verschillende scholen zich samenvoegen tot een groter geheel, red.) documenteren, die sinds het begin van de walvisvangst niet zijn waargenomen, wijzen op een herstel van de populatie”, zegt professor Helena Herr, die het onderzoek leidde.
Walvispomp
De wetenschappers beschouwen het als een bewijs voor het succes van het verbod op de walvisvangst. Niet alleen voor de walvissen zelf, maar ook voor het ecosysteem.
De uitwerpselen van de vinvissen zijn immers een belangrijke bron van meer voedingsstoffen, vooral ijzer, in de bovenste waterlagen. Dat effect, bekend als de “walvispomp”, komt ten goede aan ander zeeleven en mogelijk zelfs aan de klimaatverandering.
“De micro-organismen die profiteren van de rijkere toevoer van voedingsstoffen nemen veel CO2 op”, zegt Herr. “Zo leveren ze een belangrijke bijdrage aan het verminderen van koolstof in de atmosfeer.”