Nederland wil het budget voor humanitaire hulp met jaarlijks 150 miljoen euro verhogen naar 520 miljoen euro per jaar. Met dit geld wil het kabinet méér doen in minder landen en op minder terreinen. Het ontwikkelingsbudget zal vooral worden besteed aan zaken waar Nederland goed in is, zoals water, landbouw en seksuele rechten en gezondheid. De Sahel, de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika blijven de ‘focusregio’s’, omdat daar nog veel extreme armoede voorkomt. Ook reserveert het kabinet extra geld voor opvang in de regio om irreguliere migratie (migrantensmokkel) terug te dringen.
Dit schrijft minister Liesje Schreinemacher (1983) voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking namens de ministerraad aan de Tweede Kamer. Ze noemt het een van de belangrijkste thema’s in haar beleidsnota ‘Doen waar Nederland goed in is’.
De nota stippelt het beleid voor de komende jaren uit. De bewindsvrouw: “Heel veel van wat wij al doen, werkt goed. Tegelijk is de wereld wezenlijk veranderd in de afgelopen jaren. Klimaatactie is urgenter geworden, door corona zijn ongelijkheden groter geworden en de oorlog in Oekraïne zet de wereldeconomie en voedselvoorziening op zijn kop. Wat ver weg van huis gebeurt, raakt ook ons hier in Nederland. Denk aan armoede en klimaatverandering als grondoorzaken van terreur en illegale migratie. Veel uitdagingen, maar Nederland kan en moet een verschil maken. We concentreren ons op wat aantoonbaar goed werkt en op de allerbeste Nederlandse sectoren en kennis en kiezen voor minder landen waar we meer gaan doen.”
Bedrijfsleven gerichter koppelen aan ontwikkelingsmiddelen
Het kabinet wil de komende jaren extra investeren in de kracht van de combinatie van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, want “Nederlandse bedrijven hebben veel kennis, kunde en ondernemingszin in huis.” Het gaat bedrijven vaker stimuleren de sprong naar ontwikkelingslanden te wagen en het bedrijfsleven gerichter koppelen aan ontwikkelingsmiddelen. “Dat is goed voor de betrokken landen en goed voor Nederland.”
Minister Schreinemacher: ”In de combinatie van ontwikkelingssamenwerking, buitenlandse handel en investeringen is nog een wereld te winnen. Daar gaat het nieuwe beleid de komende jaren beter op inspelen. Nederlandse ondernemingen zijn in meerdere sectoren topspelers. Denk aan water, voeding of logistiek. Door bedrijven aan te moedigen te investeren in ontwikkelingslanden, helpen we de ontwikkeling van de landen en krijgen bedrijven toegang tot beloftevolle nieuwe markten.”
Ontwikkelingsgeld vooral richten op klimaatacties
Het kabinet maakt hiervoor een bedrag vrij dat oploopt tot 190 miljoen euro extra per jaar. De gecombineerde inzet is gericht op 14 landen, waarvan 8 in Afrika, 4 in Azië, 1 in Zuid-Amerika en 1 in Europa (Oekraïne). De minister: “Vooral klimaat is urgenter geworden. En juist daar is Nederlandse kennis van extra meerwaarde. Waar dat goed kan, koppelen we bedrijven aan ons ontwikkelingsgeld dat bestemd is voor klimaatactie. Daar zetten we extra mensen voor in, in Den Haag en op de ambassades.”
Ook in Oekraïne kiest het kabinet voor de gecombineerde aanpak door te kijken hoe Nederlandse bedrijven met hun expertise een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren aan de wederopbouw van het land.