“We zullen op een fundamenteel andere manier moeten produceren, consumeren, reizen, wonen en energie opwekken. De keuzes die daarvoor nodig zijn, moeten bovendien nú worden gemaakt.”
Dit zegt de Nederlandse minister voor klimaat en energie, Rob Jetten, als toelichting op het nieuwe beleidsprogramma van het kabinet met daarin maatregelen om in 2030 de CO2-uitstoot in Nederland met tenminste 55% te verminderen. Deze vermindering wordt gezien als de opmaat naar een klimaatneutraal Nederland in 2050.
Het nieuwe kabinetsbeleid over klimaat en energie is gericht op het verduurzamen van vijf sectoren:
- elektriciteit
- mobiliteit
- industrie
- gebouwde omgeving en
- landbouw & landgebruik.
Om de omslag die nodig is in elk van deze sectoren te laten slagen, is ook inzet noodzakelijk op thema’s, zoals
- circulariteit
- innovatie
- burgerbetrokkenheid en
- werkgelegenheid.
Het beleid in elke sector is gestoeld op een mix van instrumenten die ervoor zorgen dat Nederland gaat overstappen op duurzame alternatieven. Dat zijn:
- subsidiëren (zoals subsidies voor isolatie in woningen, de opwekking van duurzame energie en de aanschaf van een elektrische auto)
- normeren (zoals de verplichte installatie van hybride warmtepompen vanaf 2026 en zonnepanelen op grote daken vanaf 2025) en
- beprijzen (zoals de aanscherping van de CO2-heffing voor de industrie en de verhoging van de vliegbelasting).
Met deze beleidsmix denkt het kabinet duurzame technieken (financieel) aantrekkelijker te maken en huishoudens, bedrijven en maatschappelijke organisaties te stimuleren om te kiezen voor het duurzame alternatief.
Geen tijd meer te verliezen
Minister Rob Jetten zegt erover: “We willen uiterlijk in 2050 leven in een klimaatneutraal, fossielvrij en circulair Nederland. Maar om dat te bereiken kunnen we nu geen tijd meer verliezen. We zullen op een fundamenteel andere manier moeten produceren, consumeren, reizen, wonen en energie opwekken. De keuzes die daarvoor nodig zijn, moeten bovendien nú worden gemaakt. Dit beleidsprogramma gaat ervoor zorgen dat noodzakelijke transities in de komende jaren op tempo komen, we strakker sturen op de uitvoering van afspraken en vervuilende activiteiten een eerlijkere prijs krijgen.”
Regie versterken
Het kabinet gaat ook de regie op het klimaatbeleid versterken. Voor alle sectoren stelt het kabinet een rest-emissiedoel vast, dat duidelijk maakt hoeveel emissies die sector in 2030 nog maximaal mag uitstoten. De betrokken ministers worden verantwoordelijk gehouden voor het behalen van dit doel in hun eigen sector. De coördinerend minister voor klimaat en energie bewaakt de voortgang en samenhang van de uitvoering van het gehele klimaatbeleid.
Verder benoemt het kabinet nog dit najaar een Klimaatraad naar het voorbeeld van de Climate Change Committee in het Verenigd Koninkrijk. Deze onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad gaat bestaan uit 8 tot 10 leden, die het klimaatbeleid beoordeelt en erover adviseert. De Klimaatraad zal in de tweede helft van 2023 zijn eerste advies over klimaatneutraliteit in 2050 uitbrengen.
Ook een nieuwe maatregel van het kabinet is de instelling van een ‘generatietoets.’ Omdat de klimaattransitie gevolgen heeft voor toekomstige generaties, moet een generatietoets de impact van maatregelen en beleidsvoorstellen op de leefomstandigheden van generaties in het heden én in de toekomst inzichtelijk maken.
Ideeën uit de samenleving
Het kabinet vindt het ook belangrijk om ideeën over klimaat- en energiebeheersing uit de samenleving te horen. Daarom start in juni een publieke consultatie. Mensen kunnen vanaf nu reageren op het beleidsprogramma via www.internetconsultatie.nl/beleidsprogramma_klimaat
Na het doorlopen van deze stappen wordt het beleidsprogramma vastgesteld. De doorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving in de Klimaat- en Energieverkenning 2022 die in het najaar verschijnt, moet uitwijzen of het beleidsprogramma de ten minste 55% CO2-reductie in 2030 met een grote mate van zekerheid realiseert. Het kabinet zal in de komende maanden alvast in kaart brengen welke aanvullingen op het beleidsprogramma denkbaar zijn en opties voorbereiden voor nadere besluitvorming door het kabinet.