Nederland heeft een uitstekende reputatie als het gaat om slimme mobiliteitsinnovaties voor minder uitstootreductie, meer efficiency en grotere verkeersveiligheid. Maar die slimme vondsten moeten ook getest en getoetst worden en dan niet alleen op hun praktische werking maar juist ook op hun maatschappelijke invloed. Daarvoor is een open innovatiecentrum voor slimme mobiliteitsoplossingen nodig en dat komt er versneld aan in het Noord-Brabantse Helmond, waar al de Automotive Campus is gevestigd. De provincie stelt 2,5 miljoen euro ter beschikking om dit jaar nog de benodigde testinfrastructuur te realiseren en nieuwe mobiliteitsoplossingen geoptimaliseerd te kunnen inzetten. Dit gebeurt samen met initiatiefnemers TNO en de gemeente Helmond.
Het intelligent functioneren van het voertuig in zijn omgeving krijgt terecht steeds meer aandacht. Dat betekent ook dat Research & Development (R&D) zich steeds meer op het voertuig in zijn omgeving richt: in het verkeer, in de stad, op corridors en op logistieke hubs.

Het testen van mobiliteitsoplossingen op systeemniveau vergt uitgebreide R&D infrastructuur. Vaak betreft het complexe systemen, die over verschillende waardeketens lopen (automotive, ICT, fysieke infrastructuur, verkeersmanagement) waardoor veiligheidsbeoordeling en implementatie redelijk ingewikkeld worden. Een nauwe koppeling tussen virtuele modellen en fysieke testomgevingen is dan ook nodig om de effecten over de keten te kunnen beoordelen en voorspellen. In en rondom de Automotive Campus in Helmond is die infrastructuur al aanwezig, zoals de A270; een kilometerslange real life-testomgeving uitgerust met camera’s, transponders en wifibakens en kruispunten met intelligente verkeerslichten.
Hoe gaan we in de maatschappij om met een zelfrijdende auto?
Joëlle van den Broek, topadviseur Smart Mobility bij TNO, vertelt erover in een interview met het Eindhovens Dagblad: “We zijn bezig met de faciliteiten, de equipering. Dan moet je denken aan slimme meetapparatuur, grote voertuiglabs, virtuele testapparatuur, maar ook, omdat we steeds meer gebruik willen maken van data, een compleet datacenter. Veel van deze apparatuur staat nu nog bij TNO, maar we willen het opengooien om technisch te upgraden en data te koppelen. We moeten de volgende stap maken. Het gaat niet meer alleen meer om wat technisch met een auto kan, maar hoe ga je in de maatschappij om met een autonoom rijdende auto? Wat betekent dat voor de burger, voor het nog niet slimme verkeer eromheen? We zijn de pilotfase voorbij en met grootschalig testen is het belangrijk dat je alle belanghebbenden erbij betrekt.”
Onderwijsinstellingen erbij betrekken
De bedoeling is dat partijen uit het midden- en kleinbedrijf maar ook onderwijsinstellingen – Summa Automotive en Fontys die al op de Helmondse Automotive Campus gevestigd zijn – aansluiten bij het innovatiecentrum. Joëlle: “We verwachten veel data te verzamelen de komende tijd, maar daar is rekenkracht en onderzoek voor nodig. Leerlingen kunnen gaan participeren in deze onderzoeken. Een nauwe koppeling tussen virtuele modellen en fysieke testomgevingen is nodig om de effecten over de keten te kunnen beoordelen en voorspellen. Partijen moeten zich vooral melden. Nu kunnen we het samen opzetten en afstemmen op de behoefte.”
Economische kansen
Martijn Gruijthuijsen, gedeputeerde Economie van de provincie Noord-Brabant: “Een open innovatiecentrum creëert ook economische kansen voor het Brabantse Midden- en Kleinbedrijf (MKB), de regio en het verdienvermogen van Nederland.”
Elly Blanksma, burgemeester van Helmond: “Een open innovatiecentrum draagt bij aan het nog breder en dieper wortelen van het automotive innovatie-ecosysteem in de regio en het versterken van de competitiviteit van de mobiliteitssector in Nederland. Helmond als broedplaats is een logische keuze gezien de volop aanwezige test- en demonstratiefaciliteiten op de openbare weg.